Geregistreerd kassasysteem 2.0 in de horeca zal gegevens ‘realtime’ doorsturen naar de fiscus

2023-11-27T12:17:18+00:0027 november 2023|Nieuwsbrieven|

Minister van Financiën Vincent Van Peteghem heeft in een persbericht van 13/10/2023 op zijn website de voorwaarden verduidelijkt om beroep te kunnen (blijven) doen op het verlaagde btw-tarief van 6% voor afbraak en heropbouw. Hieronder worden zowel de geldende situatie verduidelijkt als de situatie vanaf 01/01/2024 en de voorziene overgangsmaatregelen.

Waarom een update van het geregistreerde kassasysteem?

In het kader van de verlaging van het btw-tarief op het verstrekken van restaurant- en cateringdiensten werd op 01/01/2010 het geregistreerd kassasysteem ingevoerd voor de horecasector.
Het huidige systeem is meer dan 10 jaar oud en laat zijn tanden zien. De sector klaagt over de lage transactiesnelheden, moeilijke integratie met apps en moderne systemen, lange wachttijden voor de ingebruikname via de vat signing card,…

Ook de administratie wil efficiënter werken. Momenteel kan de administratie de opgeslagen informatie enkel raadplegen via een kopij name ter plaatse, wat zeer tijdrovend en niet efficiënt is.

Vandaar de nood aan een update. Het kassasysteem moet worden aangepast aan de nieuwe technologieën. Let wel, het bestaande principe van het beveiligen van transactiedata met een digitale handtekening blijft bestaan.

De Wat zijn de belangrijkste ‘verbeteringen’?

In de toekomst zal nog één soort transactie auditfile gebruikt worden, ongeacht de gebruikte kassasoftware, wat voor eenvoud zal zorgen. De vat signing card verdwijnt en de controlemodule zal nog uitsluitend bestaan uit de fiscale data module (FDM).

De meest in het oog springende wijziging is dat de nieuwe kassasystemen de transactiegegevens in realtime zullen doorsturen naar de overheid. De gegevens zullen ook kunnen worden uitgewisseld met de accountant.

De modernisering van het geregistreerd kassasysteem zal de invoering van een digitaal kassaticket mogelijk maken en er zullen ook duplicaten van tickets kunnen worden uitgereikt.

Wat zijn de voordelen voor de fiscus?

De fiscus zal permanent het (correct) gebruik van het geregistreerd kassasysteem kunnen monitoren en op een efficiënte manier fraude kunnen detecteren. Er zullen minder controles ter plaatse uitgevoerd moeten worden.

De ‘realtime’ gegevens zullen de overheid ook informatie geven bij beleidsbeslissingen, zoals de eventuele aanpassing van de btw-tarieven. De gegevens kunnen ook uitgewisseld kunnen worden met andere overheidsdiensten.

Schending van de privacy?

De regering ziet hier géén problemen. Enkel de gegevens over de handelstransacties (“Sales”) zullen naar de overheid worden gestuurd zonder dat deze laatste persoonsgegevens zal ontvangen, behoudens het rijksregisternummer van de persoon die de kassa heeft bediend. De gegevens van de klant worden niet doorgestuurd. De ontvangen gegevens zullen door de overheid op een beveiligde manier worden bewaard en slechts beperkt toegankelijk zijn.

Het dossier werd daarom niet voorgelegd aan de Gegevensbeschermingsautoriteit, tegen het advies van de Raad van State in.

Vanaf wanneer?

Om rekening te houden met bijkomende investeringen voor de horeca-uitbaters enerzijds en om tegemoet te komen aan eventueel lange productie- en leveringstermijnen van dergelijke moderne kassasystemen anderzijds, zal de overheid een overgangsperiode hanteren voor gecertificeerde kassasystemen.

Voor de bestaande kassasystemen (aanvraag tot certificatie door de producent vóór 31/12/2023) zal de overheid een overgangsperiode hanteren tot uiterlijk 01/01/2027. Deze kassasystemen zullen bijgevolg uiterlijk op 31/12/2026 moeten voldoen aan de nieuwe regels. De meeste van deze kassa’s zijn aanpasbaar aan de nieuwe wetgeving zodat niet noodzakelijk een volledig nieuw systeem moet worden aangekocht.

Nieuwe kassasystemen (aanvraag tot certificatie door de producent vanaf 01/01/2024) zullen onmiddellijk moeten voldoen aan deze wetswijziging.

Het zal dus nog even duren vooraleer de eerste kassasystemen de gegevens onmiddellijk doorsturen naar de fiscus. Maar het komt er aan…

Bron: practinet.be

Het verlaagde btw-tarief voor afbraak en heropbouw vanaf 1 januari 2024

2023-11-02T16:44:33+00:0023 oktober 2023|Nieuwsbrieven|

Minister van Financiën Vincent Van Peteghem heeft in een persbericht van 13/10/2023 op zijn website de voorwaarden verduidelijkt om beroep te kunnen (blijven) doen op het verlaagde btw-tarief van 6% voor afbraak en heropbouw. Hieronder worden zowel de geldende situatie verduidelijkt als de situatie vanaf 01/01/2024 en de voorziene overgangsmaatregelen.

De situatie tot en met 31/12/2023

In de 32 centrumsteden:
Voor de afbraak van een gebouw en de heropbouw van één of meerdere woningen geldt al enkele jaren een verlaagd btw-tarief van 6%. Dat tarief geldt enkel voor particulieren en rechtspersonen en privéwoningen die in één van de 32 grootstedelijke gebieden gelegen zijn. Aan deze maatregel zijn geen sociale voorwaarden gekoppeld. Woningen aangekocht bij een bouwpromotor vallen niet onder deze maatregel.

In heel het land, inclusief de 32 centrumsteden:
In de context van de coronacrisis werd deze maatregel door minister Van Peteghem tijdelijk uitgebreid tot heel het Belgische grondgebied en dit van 01/01/2021 tot en met 31/12/2023. Wel werden daar sociale voorwaarden aan gekoppeld. De tijdelijke maatregel kan gebruikt worden door:

  • Particulieren die zelf hun enige en eigen woning laten bouwen met een maximale bewoonbare oppervlakte van 200m².
  • Particulieren en rechtspersonen om het langdurig te verhuren in het kader van sociaal huisvestingsbeleid.
  • Wie aankoopt bij een bouwpromotor, indien deze woning:
    o door de koper, een particulier, wordt bestemd als enige en eigen woning en een maximale bewoonbare oppervlakte van 200m² heeft.
    o door de koper, een particulier of rechtspersoon, langdurig wordt verhuurd in het kader van sociaal huisvestingsbeleid.

De algemene situatie vanaf 01/01/2024

In heel het land, inclusief de 32 centrumsteden:
Er geldt geen specifieke maatregel meer voor de 32 centrumsteden. De algemene regel is dat het verlaagd btw-tarief voor de afbraak van een gebouw en heropbouw van woningen vanaf 01/01/2024 overal in ons land op dezelfde manier zal gelden voor particulieren en rechtspersonen. Dit met volgende sociale voorwaarden:

  • Particulieren die zelf hun enige en eigen woning laten bouwen met een maximale bewoonbare oppervlakte van 200 m2.
  • Particulieren en rechtspersonen die woningen laten bouwen om daarna langdurig te verhuren in het kader van sociaal huisvestingsbeleid.

Overgangsmaatregelen van 01/01/2024 tot en met 31/12/2024

In heel het land, inclusief de 32 centrumsteden:
Wie een heropgebouwde woning aankocht bij een bouwpromotor (enige eigen woning max 200m² of langdurige verhuur in het kader sociaal huisvestingsbeleid) kan gebruikmaken van een overgangsmaatregel op voorwaarde dat de omgevingsvergunning voor de heropbouw van de woning is ingediend vóór 01/07/2023 en dit voor alle werkzaamheden gefactureerd of betaald tot eind 2024.

In de 32 centrumsteden:
Er wordt ook een overgangsmaatregel voorzien voor particulieren en rechtspersonen die niet voldoen aan de sociale voorwaarden, maar op basis van de permanente regeling in de 32 centrumsteden wel konden genieten van het verlaagde btw-tarief. Ook hier geldt de voorwaarde dat de omgevingsvergunning voor de heropbouw van de woning is ingediend vóór 01/01/2024 en dit voor alle werkzaamheden gefactureerd of betaald tot eind 2024.
Deze bijkomende overgangsmaatregel in de 32 centrumsteden heeft dus geen betrekking op aankopen bij bouwpromotoren, want die kwamen niet in aanmerking onder de permanente regeling in de 32 centrumsteden. De maatregel heeft wel betrekking op tweede verblijven of op projecten van ontwikkelaars en investeerders die panden aankochten met het doel deze nadien te verhuren voor ander doeleinden dan langdurig verhuren in het kader van sociaal huisvestingsbeleid.

Bron: www.practicali.be

Aanleg liquidatiereserve tijdens de vereffening

2023-10-05T15:34:57+00:0025 september 2023|Nieuwsbrieven|

Aanleg van een liquidatiereserve opgebouwd uit een belastingvrije aandelenmeerwaarde tijdens de vereffening

Aanleg liquidatiereserve tijdens de vereffening

Een vennootschap in vereffening kan ook nog een liquidatiereserve aanleggen tot het boekjaar vóórafgaand aan het boekjaar van de sluiting van de vereffening, wanneer zij nog belastbare winsten realiseert, onverminderd de toepassing van de algemene antimisbruikbepaling (mond. vraag Veerle Wouters nr. 3356, Kamercommissie Financiën, 01.04.2015, CRIV 54 COM 138, p. 13). Een vennootschap kan géén liquidatiereserves meer aanleggen in het boekjaar waarin zij haar vereffening afsluit.

Het open houden van de vereffening en de aanleg van een liquidatiereserve opent dus perspectieven. Een vennootschap in vereffening kan belangrijke meerwaarde realiseren op de verkoop of de uithaal van haar activa in het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarin zij haar vereffening sluit. Zonder aanleg van liquidatiereserve is zij op die meerwaarde vennootschapsbelasting verschuldigd en 30% RV bij de uitkering ervan. Indien de vennootschap de winst uit de gerealiseerde meerwaarde in dat boekjaar overboekt naar liquidatiereserve, dan betaalt zij daarop de 10% heffing bovenop de gewone vennootschapsbelasting. Maar bij de sluiting van de vereffening kan zij die liquidatiereserve uitkeren zonder RV aan haar aandeelhouders.

De rulingdienst heeft op zich geen probleem met de aanleg van een liquidatiereserve door een vennootschap in vereffening. De DVB oordeelde al meermaals dat een vennootschap in vereffening nog liquidatiereserve kan aanleggen tot en met het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar van de sluiting van de vereffening.

Aan de rulingdienst werd recent de vraag voorgelegd of naar aanleiding van de ontbinding en vereffening van de managementvennootschap X

  • enerzijds de aandelenmeerwaarde naar aanleiding van de verkoop van de aandelenparticipatie Y kan worden vrijgesteld en
  • anderzijds een liquidatiereserve kan worden aangelegd en uitgekeerd, zonder dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Voorafgaande beslissing nr. 2023.0352 d.d. 20.06.2023

De heer Z was in initieel aandeelhouder van vennootschap Y. De heer Z en zijn echtgenote hebben daarna managementvennootschap X opgericht. Volgend op de oprichting van X werd besloten tot de quasi-inbreng van de aandelen Y. Vennootschap X werd aandeelhouder en bestuurder van Y.

Onenigheden in het managementteam van Y deden de heer Z er evenwel toe besluiten zijn samenwerking met Y stop te zetten en de deelneming die X bezat in Y te verkopen. X nam ook ontslag als bestuurder van Y. Hierdoor heeft X géén enkel band meer met Y, noch als aandeelhouder noch als bestuurder.

Aan de rulingdienst werd gevraagd te bevestigen dat een liquidatiereserve kan worden aangelegd, opgebouwd uit de belastingvrije aandelenmeerwaarde gerealiseerd door de verkoop van aandelen Y, gevolgd door de vereffening en ontbinding van managementvennootschap X.

Wat betreft de meerwaarde op de aandelen Y

Uit de aanvraag blijkt dat op het ogenblik van de verkoop de aandelenparticipatie van X in Y meer dan 10% bedroeg (= participatievoorwaarde is voldaan). De vennootschap X had de aandelen in Y gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar in volle eigendom in bezit (= permanentievoorwaarde is voldaan). De vennootschap Y is een Belgische vennootschap onderworpen aan de vennootschapsbelasting (= taxatievoorwaarde is voldaan).
Aangezien alle voorwaarden zijn voldaan kan de aandelenmeerwaarde worden vrijgesteld via een aanpassing in meer van de begintoestand van de reserves (code 1051).

Wat betreft de aanleg en uitkering van de liquidatiereserve

De rulingdienst stelt op basis van de laatste twee jaarrekeningen van zowel X als Y (zowel op enkelvoudige basis als op eventuele geconsolideerde basis) vast dat X een kleine vennootschap is.
Er kan dus een liquidatiereserve in de zin van artikel 184quater WIB 92 worden aangelegd.

Er is géén sprake van fiscaal misbruik

Er is volgens de rulingdienst in dit geval géén sprake van fiscaal misbruik aangezien de ontbinding en vereffening van X kadert binnen de context van een bestendige stopzetting van de activiteiten van de heer Z als zelfstandig ondernemer met een vennootschapsstructuur.
De heer Z heeft geen intentie om een nieuwe (management)vennootschap op te richten. De extreem hoge werkdruk en een verzuurde relatie met de overige bestuurders/aandeelhouders van Y hadden een erg nefaste werking op de mentale gezondheid van de heer Z, die afstevende op een volledige burn-out.
De heer Z is van plan op zoek te gaan naar een halftijdse betrekking in loondienst (géén voorkeur naar sector of functie) in loondienst in de buurt van zijn woonst. Hij engageert zich om gedurende een bepaalde periode volgend op de sluiting van de vereffening van X geen nieuwe vennootschap op te richten.

Bron: www.practicali.be

Nieuw criterium voor de indieningstermijnen

2023-06-26T11:43:03+00:0026 juni 2023|Nieuwsbrieven|

Vanaf aanslagjaar 2023 (inkomsten 2022) zijn de indieningstermijnen voor de aangifte in de personenbelasting gebaseerd op een nieuw criterium: de aard van de inkomsten en de complexiteit van de aangifte.

Een langere aangiftetermijn wordt toegekend voor de aangifte als ze één of meerdere van volgende inkomsten bevat en daardoor als complex wordt beschouwd:

  • winsten en/of baten
  • bezoldigingen bedrijfsleiders
  • bezoldigingen aan meewerkende echtgenoten (wettelijk samenwonenden)
  • buitenlandse beroepsinkomsten

Er wordt geen rekening meer gehouden met het feit of de aangifte al dan niet door een mandataris is ingediend. De mandataris of de belastingplichtige kan wel uitstel vragen om ernstige redenen en overmacht.

Indieningstermijnen voor de aangifte in de personenbelasting

Algemeen principe
– Papieren aangifte: 30 juni 2023
– Aangifte via MyMinfin (Tax-on-web): 15 juli 2023 (voor zowel burgers als mandatarissen)

Complexe aangifte
– Papieren aangifte: 30 juni 2023
– Aangifte via MyMinfin (Tax-on-web): 18 oktober 2023 (voor zowel burgers als mandatarissen)

Aanmoediging voor complexe aangiften
Als de aangifte ten laatste op 31 augustus 2023 ingediend wordt, genieten de belastingplichtigen van een snellere terugbetaling of kunnen zij later betalen.

Forfaitaire grondslagen
Belastingplichtigen die belast worden op een forfaitaire grondslag dienen hun aangifte in uiterlijk op 15 januari 2024.

De belastingplichtigen zullen de indieningstermijn van hun aangifte in MyMinfin kunnen terugvinden.

Termijnen voor de wijziging van het voorstel van vereenvoudigde aangifte

  • Via het papieren antwoordformulier: 30 juni 2023
  • Via MyMinfin (Tax-on-web): 15 juli 2023 (voor zowel burgers als mandatarissen)

Als het voorstel van vereenvoudigde aangifte gewijzigd moet worden door de toevoeging van:

  • winsten en/of baten,
  • en/of bezoldigingen bedrijfsleiders,
  • en/of bezoldigingen aan meewerkende echtgenoten (wettelijk samenwonenden),
  • en/of buitenlandse beroepsinkomsten,

moet de belastingplichtige of de mandataris ten laatste op 15 juli 2023 een verlenging van de wijzigingstermijn aanvragen.

De aangifte zal dan ten laatste op 18 oktober 2023 (voor zowel burgers als mandatarissen) via MyMinfin (Tax-on-web) ingediend kunnen worden.

De nieuwe fiscaliteit voor bedrijfswagens

2023-03-28T09:54:30+00:006 maart 2023|Nieuwsbrieven|

Voertuigen aangeschaft voor 1 juli 2023
De kosten van een wagen met verbrandingsmotor (diesel, LPG, CNG of benzine) die voor 1/07/2023 wordt besteld, blijven onbeperkt in de tijd aftrekbaar op basis van de zogenaamde gramformule:

120% – (0,5 x brandstofcoëfficiënt x CO2/km)

De CO2-uitstoot is afhankelijk van de wagen, de brandstofcoëfficiënt verschilt naargelang het type wagen en bedraagt:

  • 1 voor dieselwagens
  • 0,95 voor benzinewagens
  • 0,90 voor auto’s op aardgas < 12 fiscale PK

Voertuigen aangeschaft vanaf 1 juli 2023 (tot en met 31 december 2025)
Voor personenwagens op fossiele brandstof die tussen 1/07/2023 en 31/12/2025 worden besteld, geldt een overgangsregeling. De aftrekbaarheid van de kosten volgens de gramformule wordt vanaf 2025 geleidelijk afgetopt tot:

  • 75% in 2025
  • 50% in 2026
  • 25% in 2027
  • 0% vanaf 2028

Hybride en elektrische voertuigen
Een ‘valse’ hybride wordt gelijkgesteld met een wagen met een brandstofmotor.

Bij een ‘echte’ hybride die vanaf 1/07/2023 wordt besteld, zullen de brandstofkosten slechts voor 50% aftrekbaar zijn tot 31/12/2026. Voor 2027 wordt de aftrek beperkt tot 25%, en vanaf 2028 is de aftrek van die brandstofkosten 0%. Werd deze vóór 01/01/2023 besteld, blijft de gramformule tot 100% van toepassing.

Voor elektrische wagens besteld vóór 2027 blijft de aftrekbaarheid 100%, gedurende de volledige gebruiksduur, daarna geldt:

  • In 2027 95%
  • In 2028 90%
  • In 2029 82,5%
  • In 2030 75%
  • In 2031 67,5%
Go to Top